Het afstellen van de HD voorvork
Hoewel het afstellen van de balhoofdlagers goed en duidelijk in de originele werkplaatsboeken beschreven staat blijkt een groot deel van de zelfsleutelaars hier veel problemen mee te hebben of zelfs helemaal niet te weten dat de conische rollagers in het balhoofd een bepaalde voorspanning moeten hebben. Omdat een goede afstelling belangrijk is en voor een flink deel de wegligging bepaalt, wijden we er maar eens een stukje aan. Bij dit klusje heb je geen speciale gereedschappen nodig en het kost ook niet al te veel tijd. Het is dus voor iedere doe-het-zelver op een regenachtige zaterdag eenvoudig te doen. De resultaten zijn de moeite waard.
Harley gebruikte in de loop de jaren verschillende manieren voor het goed afstellen van de balhoofdlagers. In de oudere werkplaatsboeken schreef men dat de voorspanning op de balhoofdlagers zo afgesteld moest worden dat de voorvork geen voelbare speling meer mocht hebben en goed moest kunnen draaien. Nu zijn dit natuurlijk allemaal zeer rekbare begrippen en zo rond 1985 ging men in de werkplaatsboeken wat nauwkeuriger werken en de zogenaamde “fall-away” methode toepassen.
Dit klink een beetje vreemd, maar het betekent in feite gewoon dat je de twee balhoofdlagers zoveel voorspanning moet geven dat de voorvork met het wiel iets van de grond, in een bepaalde stand moet blijven staan. Als je nu het stuur gaat draaien zal na een bepaald punt de voorvork vanzelf verder moeten draaien door zijn eigen gewicht.
Afhankelijk van het model moet men de meting in het ene geval doen met het stuur in de middelste stand, terwijl men bij andere modellen het stuur weer juist in de uiterste rechtse of linkse stand moet staan. Raadpleeg in ieder geval even het werkplaatsboek dat bij jouw model motor hoort voor je met dit klusje begint.
Het zou lullig zijn als je de afstelling van een verkeert model toepast op jouw motor. Voor enkele gangbare modellen zullen we de maten geven in dit artikel. Misschien is het ook verstandig om de balhoofdlagers, voor dat je met het afstellen aan de gang gaat, eerst visueel te controleren en zo nodig te vervangen. Vergeet niet om ze goed in het vet te zetten. Als je een ouder model HD hebt kun je dan gelijk een smeernippel in het balhoofd monteren. De beschrijving van de montage van een smeernippel staat in een oude Bigtwin van enige tijd terug.
WE GAAN AAN DE GANG
Je begint eerst met alle dingen die de meting beinvloeden even te verwijderen. Denk hierbij aan je windscherm, toolrol met daarin gereedschap, je slot, etc. Ook het koppelingshandle moet je even van je stuur losmaken omdat de stugge HD koppelingskabels de meting beinvloeden. Je gaskabel en bedrading kun je gewoon laten zitten, zij hebben heel weinig weerstand.
Bij alle modellen plaats je een bokje of een blokje hout onder de voorzijde van het frame, zodat het voorwiel een klein stukje van de grond staat.
Nu maken we aan de achterzijde van het voorspatbord een touwtje vast met daaraan een gewicht dat net boven de grond moet hangen.
Als je het op de luxe manier wilt doen gebruik je een schietlood van de timmerman, maar een beetje zware moer o.i.d. aan een touwtje doet het ook prima. Je plakt nu het touwtje met behulp van een stukje schildersplakband midden op de achterzijde van het voorspatbord vast, zodat het gewichtje aan het touwtje recht naar beneden hangt.
Sommige originele spatborden hebben zelfs op dit punt speciaal een gaatje waar je het touwtje doorheen kunt steken. Nu zet je het stuur in het punt waar je de meting begint. Dit is afhankelijk van het betreffende model.
Onder de punt van het schietlood of de moer leg je nu een vel wit papier waarop je met een viltstift een streepje zet precies recht onder het zware voorwerp aan het touwtje. Hierna bepaal je met behulp van een maatlat het punt waar de voorvork als het goed is moet gaan wegvallen. Met de viltstift zet je daar een tweede streepje.
Nu zet je de voorvork in de beginstand van de meting en je controleert nog een keer of het gewichtje aan het touwtje nog precies boven het eerste streepje hangt. Met een vinger ga je nu, zonder echt kracht uit te oefenen het stuur omduwen. Op een bepaald punt zal je geen kracht meer uit hoeven te oefenen, maar zal de voorvork vanzelf om gaan vallen.
Dit is het z.g. “fall-away” punt. Dit punt waar de voorvork zelf om begint te vallen moet recht boven het tweede meetpunt liggen, dat je met behulp van de maatlat bepaald hebt naar de gegevens uit het werkplaatsboek voor jouw model motor. Als dit punt niet klopt met de maat die je afgetekent hebt moet de voorspanning van je balhoofdlagers bijgesteld worden.
Als je de voorspanning van de lagers verhoogd door de balhoofdmoer vaster te draaien wordt de afstand van het begin punt naar het “fall-away” punt groter.
Draai je de balhoofdmoer lossen, dan komt het “fall-away” punt dichter bij het beginpunt te liggen. Herhaal de meting een paar keer ter controle. Als je de balhoofdmoer moet verstellen is het noodzakelijk om de bouten in de onderste balhoofdplaat een stukje los te draaien en een klapje met een rubber hamer op de onderste balhooft plaat te geven.
De vorkpoten kunnen zich dan “zoeken” in de onderste balhoofdplaat, waardoor de boel niet onder spanning komt te staan en de meting beinvloed.
DE SOFTAIL MODELLEN MET TELESCOOP VOORVORK
Bij de Softail modellen met telescoop voorvorken (dus niet de springers) gaan we uit van het punt dat het stuur recht staat met het wiel recht naar voren wijst. Hier zetten we het meetpunt uit waar we mee beginnen. Met behulp van de meetlat zetten we aan weerszijden van dit middelste meetpunt nog een aantal streepjes. Twee streepjes zetten we een ½ inch (12,5 milimeter) naar beide zijden van het eerste meetpunt en nog eens twee streepjes 1 inch (25,4 milimeter) aan weerszijden van het eerste meetpunt. Het “fall-away” punt moet nu tussen de ½ inch en 1 inch streepjes inliggen.
DE FXR EN DYNA GLIDE MODELLEN.
De FXR modellen en de Dyna Glide modellen dient men op dezelfde wijze af te stellen als de Softail modellen met telescoop voorvork. De maat van de twee “fall-away” punten ligt dus ook tussen de 1 en 2 inch in.
DE SOFTAIL MODELLEN MET SPRINGER VOORVORK
Bij de Springers gaan we iets anders te werk. Eerst draaien we de vork naar links tegen de stuitnok aan. Dit is ons eerste meetpunt en we zetten hier een streepje onder ons touwtje met daaraan het gewicht. Nu meten we ons tweede punt uit, waar de voorvork zelf moet gaan omvallen. Om dit punt te bepalen zetten we twee nieuwe streepjes 4 en 6 inch (102 en 152 milimeter) rechts van het eerste streepje. Druk nu weer voorzichtig met een vinger, zonder echt kracht uit te oefenen vanuit de uiterst linkse stand van de voorvork naar het midden toe. Tussen de streepjes van 4 inch en 6 inch zal het punt moeten liggen waarbij de voorvork vanzelf verder gaat. Is dit niet het geval, net zo lang bijstellen tot de afstelling wel goed is.
DE FLT MODELLEN
Bij de FLT modellen gaan we weer anders te werk. Met het wiel vrij van de grond, zal het vanzelf in de middenstand (naar voren) gaan staan. Hier plaatsen we ons merkteken onder het touwtje. Nu draaien we het stuur geheel naar links. Als we het stuur loslaten zal de voorvork vanzelf naar rechts draaien en iets door de middenstand heen schieten. Voorbij de middenstand zal de vork weer stoppen en weer terug gaan draaien. Als de balhoofdlagers goed staan afgesteld moet de voorvork na de derde “swing” stil staan. Ook hier geldt weer, als de vork meer “swings” maakt de balhoofdpenmoer voorzichtig wat aandraaien, bij te weinig “swing” wat meer speling geven.
Herhaal de meting enige malen ter controle en nuttig er niet teveel biertjes en pretsigaretjes bij. Na alle bouten nog even nagetrokken te hebben staat niets meer een proefrit in de weg met een perfect sturende motor.